Concertserie Beek - Sint-Bartholomaeuskerk - Beek bij Nijmegen

Musica ad Rhenum

DE GELDERLANDER/DINSDAG 13 APRIL 2004
Bach in de hoogste regionen
Concerto d'Amsterdam o.l.v. Richard Egarr
m.m.v. Michael Chance (countertenor)
Door PAUL VERGEEST
BEEK. Weinig zangers hebben zo hun stempel op hun vocale mogelijkheden gedrukt als de Engelse countertenor Michael Chance. Zijn stem stelt hem in staat de hoogste mannelijke regionen te bereiken, terwijl hij ook de partijen van een vrouwelijke altstem kan benaderen.
Gisteren was hij als solist in Beek-Ubbergen te horen in muziek van Vivaldi en Bach. Het Stabat Mater van Vivaldi zong hij met een ingetogen virtuositeit. Hij is vooral bezig om de tekst alle aandacht te geven. Daar is hij op een intense manier mee bezig. Met als gevolg dat de tekst als vanzelfsprekend uit zijn mond komt. De golvende manier waarop Vivaldi de smart van Maria over het lijden van haar zoon aan het kruis verklankt, doet nog altijd aangrijpend aan. Voor de begeleiding tekende het Concerto d'Amsterdam, met als dirigent Richard Egarr achter het klavecimbel. Dit is een uitstekend virtuoos ensemble, dat met grote inzet en passie te werk gaat. Zo klonk het Tweede Brandenburgs Concert van Bach heel fris en sprankelend. Michael Chance tenslotte liet in Bachs Cantate Vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust nogmaals de fantastische beheersing van zijn vocale mogelijkheden horen. Met name de aria met orgelbegeleiding, Wie jammern mich, was een lust voor het oor.

  Mariette Holtrop, Richard Egarr, Michael Chance, Concerto d'Amsterdam, foto Martin Nota
DE GELDERLANDER/ZATERDAG 13 MAART 2004
Een heldhaftige Française eregaste op belcanto-
concert
Belcantoprogramma met de Cantate Giovanna d'Arco;
vanavond vanaf half negen in de Sint-Bartholomaeuskerk
Door MAARTEN-JAN DONGELMANS
BEEK. Opera-achtig Italiaans belcanto in de kerk, werkt dat wel? Sinds vorig seizoen luidt het antwoord bevestigend. Organist Cor van Wageningen en sopraan Nienke Oostenrijk traden tijdens de Concertserie Beek op in de Sint-Bartholomaeuskerk met motetten en aria's van Donizetti en andere romantische Italiaanse (opera-)componisten. Een bij het publiek bijzonder in de smaak vallend recital dat inmiddels ook op een uitstekende cd-productie te beluisteren is.
Bij beide musici leefde de wens het succes van vorig jaar voort te zetten en zaterdag is het dan zover. Opnieuw figureert Donizetti prominent in het concenprogramma, maar dit keer is ook levensgenieter Rossini van de partij. Zijn programmabijdrage maakt het concert in de Beekse serie voor de liefhebbers zelfs tot een niet te missen uitvoering.
Giacchino Rossini (1792-1868) is vertegenwoordigd met de zelden uitgevoerde cantate Giovanna d'Arco uit 1832, voor sopraan en toetsen.

 
Hoofdpersoon is de heldhaftige, in mannenkleren gestoken Jeanne d'Arc. Binnen de klassieke muziek is het een van de weinige stukken die deze sterk tot de verbeelding sprekende nationale heilige van Frankrijk (in 1431 terecht gesteld als heks) als onderwerp hebben. Redelijk bekend zijn verder alleen de opera's Giovanna D'Arco van Verdi (1845) en ]eanne d'Arc au Bûcher van Honnegger (1935). Bij Rossini geen dramatische taferelen van de Maagd van Orleans op het slagveld of op de brandstapel, maar een portret van een jonge vrouw die haar innerlijke drang om Frankrijk van de Engelsen te verlossen volgt en onzeker wacht op de grote dingen die komen gaan. Van de overwinning is ze bij Rossini heel zeker, zeker na het horen van goddelijke stemmen. Het regent triomfantelijke coloraturen. Ook aan haar mannelijke verschijningsvorm wordt gerefereerd. Rossini laat de hoge vrouwenstem regelmatig in een diep (mannelijk stoer) register zingen. Een uitdaging die Nienke Oostenrijk graag aangaat.
DE GELDERLANDER/MAANDAG 16 FEBRUARI 2004
Barokmuziek als spannend avontuur
Musica ad Rhenum
Gehoord: zaterdagavond in de St.-Bartholomaeuskerk te Beek-Ubbergen
Door MAARTEN-JAN DONGELMANS
Franse barokmuziek uit de tijd van de prachtlievende Zonnekoning: het heeft een beetje het imago van gladde oppervlakkigheid over zich. Bundels vol behaagzieke suites en sonates die zich verliezen in tot het uiterste doorgevoerde tierelantijnen.
Het ensemble Musica ad Rhenum, bestaande uit traverso (dwarsfluit), cello en klavecimbel maakt deze zaterdagavond tijdens het kerkoptreden in Concertserie Beek evenwel korte metten met dat beeld. Staat in de aan het hoofd van het programma geplaatste Cinqième Suite voor traverso en basso continuo van P.D. Philidor het klatergoud van Versailles nog centraal, vanaf de daarna door klavecinist Michael Borgstede meesterlijk vertolkte delen uit de Cinqième Suite van Forqueray krijgt de goed gevulde Bartholomaeuskerk een ware ontdekkingsreis voorgeschoteld. Een trip, die na de pauze zelfs uitloopt op een spannend avontuur.
Borgstede zet de toon in het opzwepende La Guignon, waarin de noten maar door lijken te tollen. In Jupiter horen we warempel iets van Sturm und Drang doorklinken (maar dan dertig jaar te vroeg). Wat een sonoor instrument trouwens, dit in 1998 door Titus Crijnen te Amsterdam vervaardigde klavecimbel.
 
In het Septième Concert Royale uit Couperins Les Goûts Réunis valt de hechte muzikale samenwerking tussen fluitist Jed Wentz, cellist Job ter Haar en klavecinist Michael Borgstede op. Hoe snel de heren ook spelen, de frasering blijft unaniem van opvatting. Heel fraai ook hoe de Sicilienne aan het eind nog een extra scheutje weemoed krijgt door het iets terugnemen van het tempo.
Het meesterschap van Wentz op de traverso komt na de pauze tot uiting tijdens het met verbluffende flair gespeelde Le Rossignol en Amour (Couperin). De muisstille kerk laaft zich aan het zuchten en steunen van het verliefde nachtegaaltje, dat, naar mate het stuk vordert, steeds wellustiger wordt.
Dan is het tijd voor de 'wilde virtuositeit' van Barrières Cellosonate in c. Job ter Haar geeft het lastigste passagewerk feilloos weer. Michael Borgstede toont zich daarbij een minstens zo geëngageerd begeleider.
Met Blavets Septième Sonate komt het programma in het midden van de achttiende eeuwen tegelijkertijd in Italiaanse sferen terecht. Musica ad Rhenum onderstreept de temperamentvolle grilligheid van dit driedelige werk op meeslepende wijze.
Een toegift blijft niet uit: Old Bob Morris geeft het opgetogen publiek tot slot een melancholieke knipoog mee naar huis.
DE GELDERLANDER/MAANDAG 19 JANUARI 2004
Ontdekkingsreis door de wereld van de
Amerikaanse koormuziek
Nederlands Kamerkoor
Gehoord: zaterdagavond in de St.-Bartholomaeuskerk te Beek-Ubbergen
Door PAUL VERGEEST
Het Nederlands Kamerkoor heeft het getroffen met zijn chef-dirigent Stephen Layton. Hij heeft een bijzondere neus waar het gaat om het ontdekken en propageren van on bekende koormuziek. En of het nu gaat om muziek uit heden of verleden, dat maakt bij hem geen enkel verschil uit. Met zijn Britse achtergrond kan hij natuurlijk putten uit een rijke en schier onuitputtelijke koortraditie. Daarom was het heel verrassend om hem ditmaal aan het werk te zien met louter Amerikaanse componisten. Natuurlijk kunnen die niet teruggrijpen op de Middeleeuwen, maar Morten Lauridsen, geboren in 1943, heeft zijn Fire Songs geïnspireerd op de Italiaanse madrigalen van Monteverdi en Gesualdo. Met een verbluffend soepele stijl weet hij prachtige momenten te bereiken. Je voelt als het ware de warme adem van de Italiaanse renaissance de hele tijd door de ruimte zweven. Nog zo'n ontdekking was de Hildegard Triptych van de Amerikaan Frank Ferko. Hij oriënteert zich op de heel sobere klanken van de abdis Hildegard von Bingen. Maar Ferko integreert ook dubbelkorige muziek, zoals Gabrieli dat gedaan heeft. Het resultaat is heel indrukkwekkend, vooral ook omdat Ferko onbekommerd gebruik maakt van zoete en zelfs weeïge samenklanken, die meer aan Poulenc doen denken. Het Nederlands Kamerkoor weet er wel weg mee, en kan de trommelvliezen van de aanwezigen in de kerk aardig kietelen. In zo'n Amerikaans programma mag een van de pijlers van de muzikale geschiedenis niet ontbreken, en zo was Psalm 67 van Ives een curieus vehikel, met slechts een paar minuten gezongen harde en ongenaakbare klanken, die fel en haast agressief neergezet worden.
 
Nederlands Kamerkoor en Stephen Layton, foto Martin NotaNa het bekende Adagio van Barber, in een eigen bewerking voor koor, keerde het Kamerkoor weer terug naar de Middeleeuwen. De Ecstatic Meditations van Aaron Jay Kernis, geboren in 1970, zijn geschreven naar teksten van de Duitse mystica Mechtild van Magdeburg. Kernis schuwt een enorme virtuositeit niet, zodat deze uitvoering heel gedenkwaardig zal blijven, weinig koren zullen deze materie zo kunnen zingen als juist dit koor. Stephen Layton kreeg zelfs extra applaus na het swingende I cannot Dance. Een ware 'tour de force' voor de musici. Deze avond was een echte ontdekkingreis door de wereld van de Amerikaanse koor muziek, die ook met het laatste onderdeel: When David Heard van Eric Whitacre, een somber muzikaal verhaal over Koning David, bleef boeien.
DE GELDERLANDER/MAANDAG 15 DECEMBER 2003
Van Delft laat klavecimbel tintelen
Menno van Delft
Gehoord: zaterdagavond in de St.-Bartholomaeuskerk te Beek-Ubbergen Door MAARTEN-JAN DONGELMANS
Soms zijn moderne klavecimbels nog een lust voor het oog ook. Tenminste, wanneer ze, net als in de zeventiende en achttiende eeuw, fraai versierd zijn. Bij Menno van Delft is echter enkel sprake van een lust voor het oor. Hij speelt deze zaterdagavond in de Beekse St.-Bartholomaeuskerk op een doodgewone kopie, waarvan het enige opvallende het sierlijk gekrulde stel poten is. Het strakke instrument heeft een beetje weg van een houten doodskist. Zeker wanneer in de pauze belangstellenden zich rond het instrument scharen om met het hoofd voorover op de klankbodem te kijken terwijl de klavecinist de snaren bijstemt. Dat is laatste is nodig vanwege de temperatuurschommelingen en de hoge vochtigheidsgraad. Je kunt Bachs Wohltemperiertes Clavier (letterlijk: goedgestemd toetsenbord) nu eenmaal niet uitvoeren met té heftig zwevende tonen.
Voor en na de pauze weet de Amsterdamse musicus de ongeveer 130 belangstellenden tijdens de vertolking van veertien delen uit Das Wohltemperierte Clavier (tweede bundel) schijnbaar moeiteloos in zijn ban te houden. Na afloop complimenteert Van Delft van zijn kant het publiek.
 
Hij bewondert de luisteraars vanwege het feit dat ze twee keer drie kwartier zó geconcentreerd Bachs complexe bedenksels tot zich hebben genomen. Zo'n reactie maak je ook niet elke dag mee. Menno van Delft 'beloont' de aanwezigen met een Preludium en Fuga van Fischer, een Duitse componist, die vlak voor Bach ook experimenteerde met het schrijven van klaviermuziek in alle mogelijke toonsoorten. De geste is leuk en toont tegelijkertijd overduidelijk aan hoe geniaal Johann Sebastian zijn oeuvre gestalte gaf en hoe verpletterend hij zijn voorgangers overtrof. Bach is bij Van Delft in uitstekende handen. De klavecinist benadert de muziek niet hoorbaar academisch maar eerder uit het hart. Zijn aanslag is verfijnd, zodat het geenszins ontbreekt aan nuances. In de kerkakoestiek tintelt het klavecimbel dat het een lust is. Bij Menno van Delft tref je geen grote gebaren aan. Hij zoekt het meer in subtiliteiten, zonder overigens pietluttig over te komen. Binnen het historisch verantwoorde kader worden contrasten volop uitgewerkt. Hoogtepunten zijn de fuga's. Die swingen volop, klinken helder en bevatten, dankzij de pittige drive, voldoende spanning. Een topper? Ik twijfel tussen het briljante Preludium nr. 18 in gis en de sprankeling à la Händel in nr. 15.
DE GELDERLANDER/MAANDAG 17 NOVEMBER 2003
Vocale muziek van stoflaag ontdaan
The Hilliard Ensemble
Gehoord: zaterdagavond in de St.-Bartholomaeuskerk te Beek-Ubbergen Door PAUL VERGEEST
De organisatie van de Concertserie Beek mag zich gelukkig prijzen dat het 'de hand' wist te leggen op het befaamde Hilliard Ensemble. Een groepje zangers, dat al sinds het begin van de jaren tachtig zorgt dat bekende en onbekende vocale muziek weer eens van een stoflaag wordt ontdaan, en als nieuw kan klinken. De samenstelling van het ensemble is hier en daar wel veranderd, maar gebleven is de hang naar avontuur. Dat blijkt ook wel uit de vele composities die vooraanstaande mensen voor het ensemble hebben geschreven. Een daarvan, Arvo Pärt, is wel heel prominent in het repertoire vertegenwoordigd. En heel terecht, zoals een volle Bartholomaeuskerk kon horen. Pärt weet zijn religieuze muziek zo in te kleuren dat, al wordt het maar door slechts drie zangers uitgevoerd, toch een bevredigend klankbeeld ontstaat. In zijn And one of the Pharisees slagen de drie zangers van het Hilliard Ensemble er volop in, om de bijbelse teksten, (Pärt is een gelovig katholiek) met een fenomenale expressie uit te voeren, en daarbij de intrigerende klankherhalingen, waar Pärt zo verzot op is, een hallucinerende glans te verlenen. Ook in Pärts Summa, op de tekst van het Credo, laat hij een zelfde werkwijze horen. Dit vierstemmig gezongen Credo maakte een bevlogen indruk, ook al omdat we meestal op deze tekst de bekende gedragen melodie horen, die nu eens van alle stof werd ontdaan. The Hilliard Ensemble begon het concert met het Requiem van Orlando di Lasso. Ook hier kwamen ze slechts met vier zangers op her podium voor het altaar.
 
The Hilliard Ensemble, foto Martin Nota Eigenlijk schrijft di Lasso een flink koor voor, maar - en dat is weer de kracht van het Hilliard Ensemble - met de vier stemmen wordt toch de hele kerk met gemak gevuld, en konden de mooie, lang versierde melodieën de kerk vullen, zonder ook maar het minste gevoel van een te weinig aan vocale dynamiek. Orlando di Lasso blijft natuurlijk de grote meester die in dit bijna veertig minuten durende Requiem alles uit de kast haalde wat in die tijd (1575) mogelijk was. Twee motetten van Bach complementeerden dit concert. Hiervoor was het ensemble tot acht stemmen uitgebreid, inclusief twee sopranen. Die soms het geheel iets uit balans trokken, en de uitspraak van het Duits, daar mag ook nog naar gekeken worden. Binnenkort verschijnt een cd-opname van de motetten van Bach.
DE GELDERLANDER/VRIJDAG 14 NOVEMBER 2003
De bevrediging van een vriendenclub
The Hilliard Ensemble Door MAARTEN-JAN DONGELMANS
CAMBRIDGE. Hoe lang The Hilliard Ensemble, de crême de la crême uit de Britse koorwereld, exact zingt, weten de huidige leden niet meer. Van de oorspronkelijke groep is alleen countertenor David James nog over. Maar bariton Gordon Jones schat dat het ontstaan ergens rond 1983-1984 moet liggen.
"Samen zingen heeft altijd vooropgestaan. Een officieel begin is nauwelijks aan te wijzen. Ook van een gemeenschappelijke muzikale achtergrond of opleiding is geen sprake, of het moet zijn dat we allemaal in een jongenskoor hebben gezongen. Onze tenor Rodgers Covey-Crump studeerde bijvoorbeeld scheikunde." Het voornaamste aandachtsveld geldt de oude muziek en het eigentijdse repertoire." The Hilliard Ensemble is juist geen gespecialiseerde groep. Het zingt alles wat de moeite waard is. "Meer dan de helft van ons repertoire is muziek die speciaal voor het ensemble is geschreven", aldus Gordon Jones. Honderd concerten per jaar is voor The Hilliard Ensemble inmiddels niets bijzonders meer. De leden Rodgers Covey-Crump en Steven Harold (tenoren), David James (countertenor) en Gordon Jones (bariton) draaien er hun hand niet voor om. Jones: "Die uitvoeringen zijn heerlijk, alleen de rompslomp daaromheen kan behoorlijk belastend zijn."
Morgen zingt The Hilliard Ensemble in Beek-Ubbergen. De organiserende Concertserie Beek wrijft zich niet voor niets vergenoegd in de handen. Voor het enige optreden in Nederland komt het ensemble niet naar de Nijmeegse Vereeniging of het Arnhemse Musis Sacrum; wel naar de neo-barok ingerichte Beekse parochiekerk. Het Nederlandse optreden volgt overigens op een tournee door Armenië en Polen en krijgt 19 november een vervolg met een wereldpremière in Stuttgart.
 
Het Nederlandse optreden volgt overigens op een tournee door Armenië en Polen en krijgt 19 november een vervolg met een wereldpremière in Stuttgart. In Beek geen wereldpremières maar desalniettemin een uitzonderlijk programma. Met onder andere het 'zevende motet' van Bach, waarvan wordt betwijfeld of de meester dat zelf wel geschreven heeft. Gordon Jones moet in zijn kamer in Cambridge even naar de juiste gegevens zoeken. Hij lacht verontschuldigend: "We zingen alle Bachmotetten maar welke in Beek, weet ik zo niet." Even later komen de juiste gegevens boven tafel. Naast het eerder genoemde motet Ich lasse dich nicht klinken zaterdag Komm jesu, komm en Fürchte dich nicht. Daarnaast staat het Requiem van Orlando di Lasso op het programma. Dit wordt vervlochten met een aantal toepasselijke motetten van Da Palestrina (onder meer Psalm 50).
Op de vraag wat The Hilliard Ensemble zo bijzonder maakt, hoeft Gordon Jones niet lang na te denken. "The Hilliards zingen zonder dirigent en in enkelvoudige bezetting. Onze groep functioneert als een democratie maar dan zonder corruptie. Het leuke is ook dat we per project beslissen of een aantal vrienden uitgenodigd wordt mee te doen." Ook in Beek komen die in actie. Joanne Lunn en Rebecca Outram zingen de sopraanpartij, David Gould tekent voor een aanvulling van de altpartij en Robert McDonald neemt samen met Gordon Jones de bas voor zijn rekening. Zingen in enkel- of meervoudige bezetting: tegenwoordig is er volop discussie over. Zelfs een Matthaeus Passion of Hohe Messe wordt door solisten gezongen. Het gaat een beetje langs Gordon Jones heen: "Met een minimale bezetting maximaal recht doen aan de muziek: dát is de extreme bevrediging van een vriendenclub als de onze."
DE GELDERLANDER/MAANDAG 13 OKTOBER 2003
Vrolijk getsjilp doorbreekt de kerkelijke ernst
Cor van Wageningen, orgel, en Christel Gelderman, zang.
Gehoord: zaterdagavond in de St.-Bartholomaeuskerk te Beek-Ubbergen Door MAARTEN-JAN DONGELMANS
Buxtehude, het kerkelijk jaar en de orgelmuziek: de Concertserie Beek opent haar nieuwe seizoen deze zaterdagavond in diepe ernst. Zo'n tachtig bezoekers (waarschijnlijk een historisch laag aantal voor een openingsconcert in de Beekse St.-Bartholomaeuskerk) laten zich door Cor van Wageningen meevoeren in een Buxtehude-cyclus die begint bij de Advent en die, via Kerstmis, Pasen en Pinksteren, eindigt bij Hervormingsdag. Dit alles onder het motto 'Van Alpha tot Omega'. De invulling van de muzikale reis is telkens hetzelfde. Van Wageningen opent met een koraalvoorspel van Dietrich Buxtehude (1637-1707), waarna de mezzosopraan Christel Gelderman voor alle duidelijkheid nog even een strofe van het bijpassende kerkelijke gezang zingt, meestal op een begeleiding van de hand van een voorloper van Buxtehude. Alleen het begin wijkt af. Cor van Wageningen valt met het Magnificat primi toni meteen met de deur in huis. De feestelijke introductie klinkt barok en loopt naadloos over in de vocale klanken van het pseudo-gregoriaans door Christel Gelderman. Opvallend is de roomse warmbloedigheid die uit deze voor de veel killere protestantse eredienst geschreven muziek spreekt.
 
Dat de door Bach zeer bewonderde componist Buxtehude het niet altijd even nauw nam met de conventies van de hervormde kerk horen we even later in het Praeludium in F. Van Wageningen besluit hiermee de vier stukken rond kerst, Oud en Nieuw en Driekoningen en al snel wordt duidelijk waarom. Op een vrij, toccata-achtig begin volgt plotsklaps een stukje voorjaar. In de kerstnacht bloeien ineens alle bomen en zingen de vogels honderd uit. Vrolijk getsjilp doorbreekt de ernst van de kerkelijke hoogtijdag. Grappig detail: door het klepperen van het bovenmanuaal van het Lindsen-orgellijkt het alsof ook de specht zich in de kerstvreugde mengt. En zo biedt dit recital meer onverwachte inkijkjes in Buxtehude's creativiteit. De spirituele opbloei van Pinksteren, de glans van de Verrijzenis: het wordt allemaal subtiel in orgelklanken omgezet. Wat die ernst betreft nog even het volgende. In O Haupt voll Blut und Wunden bouwt Van Wageningen over een strakke slepende bas een intense triestheid op. Heel desolaat allemaal. In de aansluitend gezongen passage roept het orgel een warme strijkersklank op. De droefenis klinkt ineens heel menselijk. Met dank ook aan het pure stemgeluid van Christel Gelderman.
DE GELDERLANDER/VRIJDAG 19 SEPTEMBER 2003
Geliefde werken en onbekend repertoire
Door MAARTEN-JAN DONGELMANS
BEEK - Op 11 oktober gaat in de Beekse parochiekerk het dertigste seizoen van de Concertserie Beek van start. Liefhebbers wacht een bij vlagen opwindende keuze uit tien eeuwen kerkmuziek.
Met een mix van geliefde werken en onbekend repertoire borduurt de Concertserie Beek in haar dertigste seizoen verder op een vertrouwd stramien. Acht concerten in de periode van oktober tot mei bieden een bonte mix aan duizend jaar kerkmuziek en een uitstapje naar het hof van de Zonnekoning (op 14 februari).
Cor van Wageningen, samen met Mieke Hoofd verantwoordelijk voor de artistieke invulling van de concertprogramma's, vertelt: "Dit seizoen is vooral gestreefd naar een verrassende casting. Ook bij de concerten met het bekendere repertoire verrast de bijzondere bezetting. Zo klinken op 15 november het Requiem van Orlando di Lasso en Bachmotetten, maar dan wel gezongen door de oude muziekexperts van The Hilliard Ensemble. Het feit alleen en al dat uitsluitend mannenstemmen in deze beroemde muziek van Bach in actie komen, moet bij de liefhebbers de oren al doen spitsen."
Minstens zo opwindend is de inzet van de beroemde Engelse countertenor Michael Chance tijdens het concert op tweede paasdag (12 april). Samen met het Concerto d'Amsterdam tekent hij voor minder bekende muziek van Bach (cantate Vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust) en Vivaldi (Stabat Mater).
Net als eerder in de geschiedenis van de Beekse serie is er in het dertigste seizoen ook weer een complete muziekdag.
 
Op 16 mei vinden twee Schubertiaden plaats; muziekuitvoeringen waarop onder andere Der Hirt auf dem Felsen en het Pianotrio nr. 2, opus 99 van Franz Schubert (1797-1828) tot klinken komen. Met de Nijmeegse sopraan Francine van der Heijden, de klarinettiste Marieke Verkruisen en de pianiste Phyllis Ferwerda, en het Kubelik Pianotrio uit Tsjechië. Van Wageningen: "Het is intrigerend om deze biedermeiermuziek juist in de Beekse kerk uit te voeren. De St.-Bartholomaeus dateert immers uit die periode."
Voor de avontuurlijk ingestelde luisteraar is het eerste concert in de serie meteen een must. Op 11 oktober speelt Van Wageningen orgelmuziek van Dietrich Buxtehude (1637-1707). Daarbij staat de kerkelijke kalender centraal en worden koraalbewerkingen voorafgegaan door gezongen koralen en gevolgd door Toccata's, Passacaglia's en andere vrije werken. "Buxtehude hoor je in onze contreien slechts af en toe. De laatste keer dat zijn oeuvre op een recital in de Nijmeegse St.-Stevenskerk is gespeeld, was in 1982", memoreert Cor van Wageningen. "Niet zo vreemd, want op het König-orgel kun je Buxtehude niet of moeilijk kwijt. Op het Beekse Lindsen-orgel misstaat die muziek beslist niet."
De eerste uitvoering in de St.-Bartholomaeuskerk van de Concertserie Beek met orgelmuziek van Dietrich Buxtehude vindt plaats op 11 oktober. Medewerkenden zijn Cor van Wageningen, orgel, en Ensemble Cantionalsatz. Aanvang 20.30 uur.
Entree: €12. Info over de complete serie via www.concertseriebeek.nl of 024-6631701.